‘Teth. De HEERE is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg.’
— Psalm 25: 8
Omdat de HEERE goed en recht is, daarom zal Hij de zondaars
onderwijzen in de weg. Gaat het dan over u en mij?
Onze tekst zegt immers ‘de zondaren’. Dat betekent dat je niet
zomaar een zondaar bent, zoals we allemaal zondaren zijn, maar
dat je werkelijk zondaar, doelmisser voor God geworden bent.
En dat is Gods heerlijk genadewerk. Dat doet de Heere, omdat
Hij goed en recht is.
Wordt u door God de Heilige Geest overtuigd van zonde,
gerechtigheid en oordeel, dan gevoelt u dat u tegen niemand
anders dan een goeddoend God hebt gezondigd en dan worden
uw wetsovertredingen in het licht gesteld van Gods heilig
recht. En dat is een heerlijke zaak. De liefde Gods trekt u op
God aan en u gaat Gods recht enerzijds billijken en anderzijds
lieven. U komt, terechtgesteld, onder God en wat een genade,
u komt ook voor God! U komt om. ‘Uw doen is rein, Uw
vonnis gans rechtvaardig.’
Zo onderwijst God u op grond van Zijn goedheid en rechtvaardigheid.
Er moet betaald worden, dat is het onderwijs dat
de Heere u leert in die terugweg tot God. Veroordeeld ligt u
daar, plat op de grond, en daar laat uw lieve Vader Zijn Zoon
op u toesnellen en voor u tussen treden: ‘Vader, zie op Mijn
doorboorde handen, Ik heb voor hem of haar Mijn bloed
gegeven tot vergeving van al zijn of haar zonden.’ En zo wordt
u in die geloofsoefening (zelfs in de kleinste geloofsoefening)
helemaal en totaal gevonden in de bloedwonden van de Heere
Jezus Christus. U ontvangt vrede met God door de aangebrachte
verzoening van Zijn lieve Zoon, toegepast aan uw
arme zondaarsziel.
Dat is wat! Dat is het onderwijs voor de Kerk van God in de
weg, de weg terug naar God. Uit God gevallen, wordt u terugbracht
in het vaderhart van God en God ziet u in Zijn lieve
Zoon aan alsof u nooit zonde gehad of gedaan hebt. Ik hoorde
mijn geliefde ambtsbroeder vlak voor zijn sterven stralend in
verwondering uitroepen: ‘Wonder, wonder, wonder.’ Door
God onderwezen in de weg mocht hij afreizen naar de eeuwige
stranden, waar niemand meer zal zeggen: ‘Ik ben ziek.’
Daar is geen zonde, geen rouw, daar zal God zijn alles en in
allen. Het komt erop aan dat we aan deze kant van het graf hier
iets van doorleefd hebben.
Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad;
Mijn zonde zie ’k mij steeds voor ogen zweven.
’k Heb tegen U, ja U alleen, misdreven;
Uw wil en wet, hoe heilig, stout versmaad,
Ik heb gedaan, wat kwaad was in Uw oog;
Dies ben ik, HEER’, Uw gramschap dubbel waardig,
’k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog;
Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.
Door Ds. K.H. Bogerd