Dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb.
— Mattheüs 28: 19b
De opdracht die de discipelen van de Heere Jezus krijgen, omvat nog meer. Ze moeten degenen die door het onderwijs een discipel van Christus worden, dopen in de Naam van de Drieënige God. Evenals Markus 16:16 is dit geen bewijstekst voor de volwassendoop en tegen de kinderdoop. Het gaat hier om een zendingsbevel. Als er heidenen tot bekering komen, wordt het hele gezin gedoopt en daarbij ook de kinderen.
Het teken van de besnijdenis is niet meer nodig, want het bloed van Christus waar de besnijdenis op wees, is gestort. Hier wordt de Doop als teken van het genadeverbond ingesteld.
Het doopformulier vat samen wat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest willen geven. De Vader belooft ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aan te nemen. De Zoon belooft ons te wassen in Zijn bloed van al onze zonden én ons in Zijn dood en opstanding mee te nemen zodat wij rechtvaardig voor God gerekend worden. De Heilige Geest verzegelt dat Hij in ons wil wonen om ons tot lidmaten van Christus te heiligen en ons te geven alles wat wij in Hem hebben. Wie hiermee gelovig werkzaam is, hééft het, zowaar God het belooft.
De Heere Jezus zegt nog meer in Zijn opdracht aan de discipelen. Ze moeten degenen die tot geloof komen en gedoopt zijn, leren onderhouden alles wat Hij Zijn discipelen geboden heeft.
Onderwijs houdt bij de Doop niet op. Als een volwassene gedoopt wordt, moet hij nog veel leren, laat staan een kind. Wat we moeten leren onderhouden, heeft de Heere ons in Zijn Woord geboden. In de samenvatting van de Tien geboden wordt het kernachtig verwoord: God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Dan blijft het gebed over: ‘Gun door ’t geloof in Christus krachten, om die (geboden) te doen uit dankbaarheid.’
Lezen: Markus 16: 14-18
Door Ds. J. Joppe