En scheurt uw hart en niet uw kleren, en bekeert u tot de HEERE uw God; want Hij is genadig en barmhartig,
— Joël 2:13
De overdenking van gisteren zou de gedachte kunnen wekken dat de bekering vooral een zaak van de buitenkant is. Bovengenoemde tekst legt alle nadruk op je innerlijk. Bekering heeft niet in de eerste plaats te maken met je kleren, maar met je hart. Het gaat om droefheid, berouw en pijn in je hart. Vraag 89 van de Heidelbergse Catechismus heeft deze Bijbelse noties samengevat in de uitdrukking dat we hartelijke bedroefd zijn omdat wij God door onze zonden tot toorn wekken.
God is blijkbaar geen politieman op grote afstand die nauwkeurig toekijkt of we geen regels overtreden. Neen, het gaat veel dieper. God staat in relatie met ons. Het meest gebruikte beeld voor deze relatie in het Oude Testament is het huwelijk. God is dus met jou en mij getrouwd. Onze ongehoorzaamheid en ongelovigheid zijn te duiden als ontrouw en geestelijk overspel. Daarom heeft onze HEERE er zo’n pijn van.
Wat is bekering, berouw? Je ontdekt hoeveel verdriet je God doet. Het dringt tot je door dat je je hemelse Bruidegom krenkt en zelfs tot toorn verwekt. Gods toorn is dan ook geen negatieve kant in God. Integendeel, het laat zien hoe serieus Hij jou neemt en hoe dicht Hij bij je staat. Stel je voor dat een vrouw niet verontwaardigd zou zijn als haar man ontrouw zou zijn!
Daarom is berouw ook liefde. Deze liefde zoekt zichzelf niet, maar omdat je de Ander op het oog hebt, besef je wat je de Ander hebt aangedaan. We zeggen wel eens dat deze tranen ‘zoet’ zijn. Je ervaart erin dat het zalig is om te treuren (Matth. 5:4).
Door Ds. W. van Vlastuin