Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp.
— Psalm 22:20
Met de tekst van vandaag is David bijna gekomen aan het einde van zijn roep naar de hemel. Hij smeekt de Heere om Zijn nabijheid ("…wees niet verre…") en Zijn ondersteuning ("…mijn Sterkte…"). Met deze roep belijdt David zijn eigen zwakheid en hulpeloosheid. Het is de beste plaats om daarmee bij de Heere te komen. En daar kom je als een rechteloze. En vanuit de rechteloosheid moet gepleit op worden op Wie God is: een God van kracht en nabijheid. Deze roep ontspringt vanuit de ervaring van vers 2, de ervaring van de Godverlatenheid. De roep om hulp, kracht en nabijheid ontstaat vanuit de ervaring dat God er niet van lijkt af te weten. En in dat roepen mocht David weten en ervaren dat God er wel vanaf wist. Hoe anders is dit geweest met Christus. Verschillende verzen en elementen uit deze psalm keren terug in beschrijving van de geschiedenis van de Heere Jezus aan het kruis. Mattheüs laat door de Heilige Geest gedreven zien, wat de woorden van vers 2 voor Christus hebben betekend. Waar alle mensen Hem bespotten en hoonden, waar Zijn lichaam door helse pijnen uiteengescheurd werd, daar ervoer Christus dat ook Zijn Vader in de hemel wel verre van Hem was, Hem geen kracht wilde geven en niet tot Zijn hulp Zich wilde haasten. En daar klinkt de roep vanuit de werkelijke Godverlatenheid. David en allen die tot Christus vluchten, mogen met een vast vertrouwen en een vaste hoop de woorden van de dagtekst bidden. En dat is alleen door Hem, Die verlaten is aan het kruis. De woorden van onze dagtekst worden door de Heilige Geest aangereikt in de diepste zielennood, omdat in Zijn diepste zielennood op de lippen was: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten.
Door Ds. M.W. Muilwijk