En als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen: Mijn huisvrouw; opdat mij misschien, zeide hij, de mannen dezer plaats niet doden om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht.
— Genesis 26:7
Misschien is hij er al bang voor geweest. De mannen van Gerar tonen belangstelling voor Rebekka, de knappe vrouw van Izak. Ze vragen om informatie over haar. Ze is mijn zus, liegt Izak. Wat een leugen! Izak probeert onheil te voorkomen. Hij denkt: Als ze weten dat ik met Rebekka getrouwd ben, zullen ze mij doden om met haar te kunnen trouwen. Want Rebekka is een knappe vrouw. Wat kunnen ook kinderen van God gauw in zonde vervallen. Tot oneer van de Heere! Terwijl de Heere soms kort daarvóór heeft laten zien dat Hij van hen afweet en voor hen zorgt. Izak is al een lange tijd bij Abimelech als deze zijn leugen ontdekt. Izak en Rebekka laten merken dat ze van elkaar houden. Als man en vrouw! En net op dat moment kijkt Abimelech door het raam naar buiten. Hij ziet in een oogopslag: Izak en Rebekka zijn geen broer en zus, maar man en vrouw. Abraham en Saraï konden nog zeggen dat ze halfbroer en halfzuster van elkaar waren, maar Izak en Rebekka kunnen dat niet. Izak heeft gelogen, begrijpt Abimelech nu. Izak wordt door Abimelech ter verantwoording geroepen. Wat zal Izak zich geschaamd hebben: hij, een kind van God, wordt door de heidense koning terechtgewezen! Wat is dit, dat gij ons gedaan hebt? Het had best kunnen gebeuren dat iemand van dit volk bij uw huisvrouw had gelegen, zodat u een schuld over ons gebracht zou hebben. Wat erg als christenen in een heidense omgeving berispt moeten worden door hun heidense medemens om hun zondige daden. Zouden we niet moeten bidden dat Gods grote Naam – ook om ons – niet gelasterd zal worden? Wat betreft zijn normbesef over de (schending van de) huwelijkstrouw staat deze heidense vorst hoger dan velen in onze tijd. Ja toch?
Door D.J. Vogelaar