1 In de derde maand, na het uittrekken der kinderen Israëls uit Egypteland, ten zelfden dage kwamen zij in de woestijn Sinaï.
2 Want zij togen uit Rafidim, en kwamen in de woestijn Sinaï, en zij legerden zich in de woestijn; Israël nu legerde zich aldaar tegenover dien berg.
3 En Mozes klom op tot God. En de HEERE riep tot hem van den berg, zeggende: Aldus zult gij tot het huis van Jakob spre-ken, en den kinderen Israëls verkondigen:
4 Gijlieden hebt gezien, wat Ik den Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen, en u tot Mij ge-bracht heb.
5 Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit al-le volken, want de ganse aarde is Mijn;
6 En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israëls spreken zult.
— Exodus 19: 1-6
Van Jakob (gisteren) nemen we een sprong in de tijd. We staan met het volk Israël bij de berg Sinaï. Van 70 mensen zijn ze uitgegroeid naar meer dan een miljoen. Ondanks de inspanningen van Farao om dat volk te vernietigen – over antisemitisme gesproken -, zijn ze bewaard, gezegend en gegroeid.
We zagen maandag dat Israël de eerstgeboren zoon van God is (Exodus 4: 22 en 23 en Hosea 11:1). Israël is de eerstgeboren zoon en draagt de Enige Zoon.
Nu staan ze voor een nieuwe periode in de volksgeschiedenis. Uitgeleid uit Egypte, doorgeleid door de Rode Zee en opgeleid in hun strijd tegen de laffe Amalekieten, die hen laf van achteren aanvalt (net als op 7 oktober) staan ze daar. En dan gaat God Zelf spreken: “Ik heb jullie gedragen zoals een arend zijn jongen draagt: op Mijn vleugels”. Mooi beeld van Gods trouwe zorg voor Israël. Het gaat nog verder: “Als jullie Mijn stem zullen gehoorzamen en Mijn verbond zullen houden, zullen jullie Mijn Eigendom zijn uit alle volken”. Met een belofte: “Jullie zullen een priesterlijk koninkrijk en een heilig (afgezonderd, apart gezet) volk zijn”.
God gaat in relatie met Israël. In een Verbond. Een huwelijk noemt Jeremia dat later (Jeremia 31: 32). Israël is van God!
En jij dan?
Petrus schrijft in zijn 1e brief, hoofdstuk 2: ‘Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zou verkondigen de deugden van Degene, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht”. Hij past dit toe op de heidenen, die ingelijfd zijn in Israël (psalm 87).
Sta jij ingeschreven in Israël? Een priester-koning, die als een profeet spreekt van de Heere? Eigendom van God, gekocht door het bloed van het Lam? Getrokken uit de duisternis in Zijn licht?
Door Ds. J.R. van Vugt