En de naburinnen gaven hem een naam, zeggende: Aan Naomi is een zoon geboren; en zij noemden zijn naam Obed; deze is de vader van Isaï, Davids vader.
Ruth 4:17
— Mattheüs 1:18-25
Of het gebruikelijk was dat buurvrouwen de naam gaven aan een geborene weten we niet. Hier gebeurt het in ieder geval wel. En zijn naam heeft in het licht van advent een bijzondere klank: Obed, dat betekent 'knecht' of 'dienaar'. Obed mag als losser het nageslacht van Elimelech dienen; hij doet voor Naomi en uiteindelijk voor heel het voorgeslacht de toekomst open. Dat is wat die buurvrouwen zien en gelovig bezingen. Maar de buurvrouwen hebben nog geen weet van de grote toekomst. Ze weten nog niets van koning David. En nog minder van de Messias. Maar wij wel. Wij weten dat in Hem, dé nakomeling van Obed, Jezus Christus, deze naam wordt vervuld. Op Hem loopt immers deze geschiedenis uit. Jezus is de Knecht des Heeren. Hij laat de hemel achter en wordt een slaaf. Paulus zegt daarover in Filippenzen 2: ‘Die in de gestalte Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; maar heeft Zichzelf vernietigd, de gestalte eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is de mensen gelijk geworden.’ Hij vernedert Zich. Dat begon in Zijn nederige geboorte, als Hij daar ligt in de kribbe, nederig en klein. Om de toekomst voor zondaren open te doen moet Hij wel. En Hij wíl het ook. Hij wordt er één van ons. Omdat Hij is gekomen om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Daar getuigt Zijn Naam van: 'Want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.' Wie hoort daarbij? Ieder die tot Hem vlucht met zijn zonden, ieder die in Hem gelooft, ieder die deze Verlosser onmisbaar nodig heeft voor de zaligheid van zijn ziel. En het mooie is: wie tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen.
Door Ds. P.W.J. van der Toorn