Doch Paulus, afgekomen zijnde, viel op hem, en hem omvangende, zeide hij: Weest niet beroerd; want zijn ziel is in hem.
— Hand. 20:10
Zie nu het tedere mededogen van Paulus. Hij is vol ontferming Hij komt naar beneden en strekt zich over Éutychus uit. Hij omvangt hem. Hij omhelst als het ware die dode, beschadigde, domme, schuldige, jongen!
Wat vertoont Paulus nu het beeld van Christus, die dode zondaren levend maakt door Zijn Geest! Hoe vertoont Paulus hier het beeld van Zijn Meester, die zegt ‘Ik leef, en gij zult leven’. Die eens weende en tot de Lazarus sprak: ‘Lazarus, kom uit!' Wat spreekt dit beeld van Christus, Die Zijn leven gaf voor dode gewonde zondaren, die zich door eigen schuld in het verderf hebben gestort, terwijl ze in de beste plaats – het paradijs – en in de beste staat waren!
Paulus wekt Éutychus op om over te gaan tot de beste staat waarin een mens kan zijn zijn. Levendgemaakt door Gods Geest! Hij zegt tot de omstanders, misschien wel zijn ouders: ‘Wees niet beroerd; want zijn ziel is in hem’. De kanttekeningen maken duidelijk dat dit niet betekent dat hij niet werkelijk overleden was. Zijn ziel was namelijk van hem geweken. Maar Paulus zegt dit omdat hij ten volle verzekerd was dat hij weer tot leven was gekomen. Of hij bedoelde dat het op dat moment gebeurde dat zijn ziel weer in hem kwam.
Diezelfde kracht heeft het Woord nog steeds! Het kan dode zondaren in een diepe zondeslaap tot leven wekken, zodat ze een verzoend God in Christus mogen leren kennen. Maar wat is het gevaarlijk om slapend onder de genademiddelen te verkeren! Bid, bid dan: Heere, maak mij levend door Uw Woord. Maak mij levend om Uws Naams wil. Maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
Door L. van der Tang