1 Ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet (mijn geweten mij mede getuigenis gevende door den Heiligen Geest),
2 Dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige smart is.
3 Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees;
4 Welke Israëlieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst van God, en de beloftenissen;
5 Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen.
— Romeinen 9: 1-5
Israël heeft een bijzondere plaats in de Bijbel en de wereldgeschiedenis. God heeft dit volk uitverkoren (Deuteronomium 7: 6 en verder). Hij ging met hen in een Verbond en gaf Zijn Wet. Hij gaf ook de eredienst (de dienst aan God). Dan moet je denken aan de offerdienst en de priesterdienst in de tabernakel en tempel.
Israël kreeg de erediensten, de dienst aan God, voor God en tot eer van God. God Zelf gaf de opdracht voor de tabernakel en tempel. Waarom? Omdat Hij bij dit volk wilde wonen. De hogepriester en priesters dienden in Zijn tempel, voor het volk. Zij hielden de dienst van verzoening – door de offers aan God - gaande. Opdat Israël als een volk van koningen en priesters naar de andere volken toe de God van Israël zou bekendmaken. Zij hadden de kennis van God en de dienst van de verzoening. Andere volken mochten daarin delen.
Wat hierbij hoort, is dat het Woord van God aan de Joden is gegeven. In Romeinen 3 zegt Paulus: “Wat is het voordeel van de Jood? Allereerst dit: hun zijn de Woorden van God toevertrouwd”. Zij moesten daarover waken en het Woord doorgeven.
Ze hadden ook de beloften. God geeft vanaf het begin van de wereld beloften. Direct al bij de zondeval in Genesis 3 klinkt de belofte: “Ik zal geven…”. De belofte van de Messias! God gaf ook beloften van veel nakomelingen aan Abraham. Van het land van Israël, dat aan dat volk is gegeven. Van de zegen die vanuit Israël over de volken zou gaan (Genesis 12). De belofte van de Messias, Die uit Israël zou komen, maar ook de ogen van de heidenen zou verlichten, zo zingt Simeon (Lukas 2). Jezus kwam voor de verloren schapen van Israël (Matth. 15), maar daar is het niet bij gebleven.
Door Ds. J.R. van Vugt