25 Oktober 2024
De vaderen en Christus
De vaderen en Christus

1 Ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet (mijn geweten mij mede getuigenis gevende door den Heiligen Geest),
2 Dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige smart is.
3 Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees;
4 Welke Israëlieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst van God, en de beloftenissen;
5 Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen.

— Romeinen 9: 1-5

Aan Israël zijn de vaderen gegeven. Dan moeten we natuurlijk denken aan de aartsvaders: Abraham, Izak en Jakob en de 12 zonen van Jakob. Zijn vormden de stammen van Israël. God is de God van Abraham, Izak en Jakob. Zo maakt Hij Zich bekend aan Israël in Egypte (Exodus 3 en 4). God heeft Zich aan mensen als Abraham, Izak en Jakob verbonden. Dat is een wonder.

 

Want ga maar na! Abraham was een afgodendienaar, zegt Jozua (hoofdstuk 24), een Arameër die zijn knieën boog voor afgoden. Maar God riep hem en hij volgde, geloofde, werd gezegend en is een zegen tot de dag van vandaag. In zijn Zoon Jezus Christus, Die uit Abraham is voortgekomen. Een ook uit Ruth de Moabitische en Rachab, de Kanaänitische en Thamar. God schaamt Zich niet hun God genoemd te worden.

 

Over Izak weten we niet zoveel, maar over Jakob des te meer. Een bedrieger. Die zelf ook bedrogen is geworden. En toch zijn dit de mensen waarmee God een Verbond opricht, waaraan God Zijn heilige Naam verbindt. Is het niet prachtig?

 

En uit die vaderen is Israël voortgekomen. En de zegen van Abraham gaat nu naar de volken, sinds Pinksteren. Door Christus, Die, wat Zijn lichaam en geboorte betreft, uit Israël is voortgekomen. Hij is de Leeuw uit de stam van Juda (= Jood). Hij is de grote Zoon van David, Die op Davids troon zal zitten. Hij is in Bethlehem, een Joodse stad (nu Palestijns), de stad van David, geboren.

 

Paulus eindigt dit gedeelte met een jubelzang. Hij Paulus, een Jood, is door de Joodse Man, Jezus van Nazareth, gered. God heeft Zijn werken en beloften vervuld. Lof zij de God van Israël.

 

Zie je nu dat geloven in de God van Israël zonder Israël en liefde tot dat volk niet kan?

Ds. J.R. van Vugt

Door Ds. J.R. van Vugt

Ook interessant
JouwKompas is een initiatief van omsionswil.nl