Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden.
— Luk. 24: 45
Wat waren ze bedroefd! Ze begrepen er niets meer van. Was het dan allemaal een grote vergissing? Ja, het was een vergissing, maar dat lag aan hen. Als ze maar goed geluisterd hadden. Als ze maar geloofd hadden.
Ze hadden het allemaal kunnen weten. Het stond immers in de Schriften. In de boeken van Moes, in de profeten, in de Psalmen. Bovendien had de Heere Jezus erover gesproken. Maar ze hadden het niet begrepen. Ze legden alles heel anders uit en daardoor waren ze bevooroordeeld. En toen raakten ze helemaal in de war.
De Heere moest ingrijpen, anders waren ze blind gebleven. Hij moest hun ogen openen en hen inzicht geven. Alleen dan zouden ze kunnen lezen en begrijpen wat de Bijbel zegt. Zichzelf konden ze niet helpen. Elkaar helpen konden ze ook niet. Het moest echt door de Heere gedaan worden. En dat gebeurde. Na Zijn opstanding uit de dood kwam Hij dat doen en toen zagen ze het waarom Jezus moest lijden en sterven en opstaan.
Maar deze mensen waren toch al discipelen van de Heere? Ze waren toch al geroepen en getrokken en tot geloof gebracht? Ja, maar toch bleef dit werk van de Heere nodig. Geen mens kan het missen. Een keer moet het voor het eerst gebeuren en daarna blijft het nodig. Daarom zal het ons gebed moeten blijven: Heere, open mijn ogen, want alleen dan zal ik echt zien.
Door Ds P. den Butter