Zo gij u bekeren zult, Israel! spreekt de HEERE, bekeer u tot Mij; en zo gij uw verfoeiselen van Mijn aangezicht zult wegdoen, zo zwerft niet om.
— Jeremia 4:1
Gisteren heb je kunnen lezen dat de Heere je roept tot bekering. In het vers van vandaag maakt de Heere door middel van zijn profeet Jeremia aan het volk duidelijk wat bekering ten diepste. Het betekent twee dingen. Het betekent allereerst dat je tot God bekeerd wordt. In de tekst zegt de Heere: “Bekeer u tot Mij”. Dat is wel het belangrijkste in de bekering. De drie-enige God moet de belangrijkste in je leven gaan worden. Je zult op Hem en Zijn eer gericht moeten worden.
Daarnaast is het nodig dat je je ‘verfoeiselen’ voor Gods aangezicht weg doet. Die verfoeiselen zijn die dingen die een gruwel in Gods ogen zijn. Die dingen waarin Hij niet geëerd en gediend wordt. Je kunt niet én de Heere dienen én de zonde vasthouden.
Om het met andere woorden te zeggen: In de oprechte bekering keer je je van de zonde af naar God toe en omdat je naar de Heere toegekeerd wordt, ga je je ook afkeren van de zonden. Dat omkeren naar de Heere en dat afkeren van de zonde gaan samen op. Dit is belangrijk om te beseffen. Je kunt je van allerlei zonden bekeren, maar als je hart en leven vervolgens niet op de Heere worden gericht, dan bekeer je je alleen maar van de ene zonde naar de andere (naar ons idee misschien minder ernstige) zonde. Maar als je hart niet naar de Heere uit begint te gaan is het geen oprechte bekering. En die oprechte bekering is nodig wil jij tot Gods eer leven en zalig kunnen worden.
Door Ds. B.D. Bouman