Komt en laat ons hem aan deze Ismaëlieten verkopen…
— Genesis 37: 27a
Jacob had Jozef lief boven al zijn zonen. Dat was onverstandig, maar te begrijpen. Zijn broers waren ruwe kerels die Jacob grijze haren bezorgden. Jozef was anders. Hij vreesde de Heere. Die sprak tot hem door dromen, zoals Hij dat ook tot vader Jacob gedaan had. Jozef vertelde erover aan zijn vader en aan zijn broers. De strekking was duidelijk: Jozef zou over hen heersen. De broers haatten hem er des te meer om.
Was dat nu wel zo verstandig van Jozef? Het lijkt zo begrijpelijk dat de broers boos werden. Wat denkt die meesterdromer wel! Waarom bewaarde Jozef die woorden niet in zijn hart, zoals Maria dat later zou doen, om stil af te wachten hoe de Heere Zijn belofte zou vervullen? Was het nodig om dit aan de grote klok te hangen?
Ja, dat was nodig. Jozef zal het niet beseft hebben, maar het eeuwig heil van de wereld hing af van het spreken van Jozef. Want als Jozef niet gesproken had, zou hij niet naar Egypte zijn gevoerd, en dan zou Israël van honger zijn omgekomen. Dan zou ook later het volk niet uit Egypte zijn uitgeleid en dan zou Christus niet gekomen zijn.
Daarom moest Jozef spreken. Ieder detail van Gods voorzienig beleid doet ertoe. Soms moet je spreken, of je wilt of niet, en ook al ben je jong en lijkt het vermetel. Er kan veel van afhangen.
Door L. van der Tang