Daniël nam zich voor in zijn hart dat hij zich niet zou ontreinigen met de stukken van de spijze des konings.
— Daniël 1: 8a
Het was een jonge jongen, die Daniël. Misschien 16 of 17 jaar. Ver van huis. Gevangen. In een vreemde afgodische omgeving. Zo ongeveer alsof je door IS-strijders gegijzeld wordt en dan gedwongen wordt om de Koran te leren, Arabisch te spreken en moslim te worden. Met de bedoeling dat je levenslang de IS zult dienen.
Al direct kwam toen die grote beproeving. Moeten eten van de spijze des konings. Onrein voedsel. Daniël bedacht dat dit niet kon en mocht. Hij als enige. Vermoedelijk waren er meer jonge joodse edelen die deel uitmaakten van dezelfde groep, naast de drie vrienden. Maar Daniël was de enige die er voor uitkwam. En daarmee zijn leven in de waagschaal stelde.
Wij weten hoe het afliep. Het leidde ertoe dat Daniël verhoogd zou worden. Gedurende meer dan 70 jaar zou hij als staatsman dienen onder minstens vier koningen. Menselijkerwijs gesproken, als Daniël toen niet voor de draad gekomen was, zou zijn leven een heel andere wending genomen hebben. We zouden nooit meer van hem gehoord hebben. Hij zou niets hebben kunnen beteken voor zijn volk.
Zo belangrijk kan het dus zijn om direct voor de draad te komen. Bij de eerste aanleiding. Terwijl je jong bent. Want die Mij eren zal ik eren.
Door L. van der Tang