Wat nuttigheid is het, mijn broeders, indien iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet? Kan dat geloof hem zaligmaken? Indien er nu een broeder of zuster naakt zouden zijn, en gebrek zouden hebben aan dagelijks voedsel; En iemand van u tot hen zou zeggen: Gaat henen in vrede, wordt warm, en wordt verzadigd; en gijlieden zoudt hun niet geven de nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat? Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood. Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt het geloof, en ik heb de werken. Toon mij uw geloof uit uw werken, en ik zal u uit mijn werken mijn geloof tonen. Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen. Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is?
— Jakobus 2:14-20
Lees dit nieuwe gedeelte eens goed door, maar ook het gedeelte van gisteren en eergisteren. Wat is nu het verschil tussen alleen hoorders, en hoorders en daders des Woords? Stel het je zo eens voor. In de prediking wordt ons de spiegel van Gods Woord voorgehouden: Wet en Evangelie. Hoorders hadden genoeg aan oppervlakkig kijken. In het Grieks staat dat de dader er in gezien heeft. Letterlijk staat er: hij heeft er zich bij gebukt, om er beter in te kunnen zien.
Door de spiegel van de wet en onder het licht van de Geest is hij ontdekt aan zijn zonde. En dan het vervolg? Hij ziet zijn eigen beeld, dat door de zonde ernstig is misvormd. En… hij loopt niet weg om in het jachtige leven van alledag te verdwijnen en zijn afschuwelijk beeld weer te vergeten. Door de nood gedreven komt hij aan de voeten van de Heere terecht om te smeken: Heere, dat is toch niet Uw laatste Woord? Is er nog een middel om de welverdiende straf te ontgaan en weder tot genade te komen?
Door de wet leert een zondaar zijn zonde kennen, maar de wet is ook een tuchtmeester (opvoeder) tot Christus, Die verlossen kan van al je schuld en zonde. En tenslotte is die wet geen veroordelende wet, maar een regel der dankbaarheid, een wegwijzer naar de stad, die fundamenten heeft. Van die stad is God de Architect en Bouwmeester. Hoe meer je als zondaar in die spiegel van de wet mag zien op je eigen schuld en zonde, hoe meer je door de eis en vloek van de wet heen leest: Het is volbracht. Niet een iegelijk die tot Mij zegt: ‘Heere, Heere!’ zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar die daar doet de wil van Mijn Vader, die in de hemelen is. Ben jij met woord en daad een getuige van Christus?
Door B.S. van Groningen