Ik zal verstandelijk handelen in den oprechten weg; wanneer zult Gij tot mij komen? Ik zal in het midden mijns huizes wandelen, in oprechtigheid mijns harten.
— Psalm 101:2
Die christen in Psalm 101, of anders gezegd: die godvrezende Israëliet, hoe ziet die eruit? David tekent zijn portret door autobiografisch te belijden hoe hij er zelf uit ziet – of in ieder geval hoe hij vindt dat hij er uit zou moeten zien; en jij en ik ook. Hoe? Ik zal verstandig handelen in de oprechte weg. Hoe is dat bij jou? Verstandig handelen is oprecht zijn. Maar oprecht zijn is nog niet altijd verstandig handelen. Je kunt heel oprecht zijn en toch heel domme dingen doen. Daarom is het goed om te weten waar je die verstandigheid vandaan kunt ‘halen’: de vreze des HEEREN is de bron van verstandig en wijs zijn.
David gaat verder en zegt: een christen verlangt naar God. Dat trekt door heel zijn doen en laten heen. Daarom is zijn gebed – het lijkt wel ‘tussen neus en lippen door’: ‘Wanneer zult U tot mij komen?’
Even een vraagje: zou jij willen dat God vandaag bij jou kwam, in huis, in je innerlijk? Dat Hij met je meeging overal waar jij vandaag heen gaat?
Verlangend naar Gods komst belooft David – en alle godvrezende Israëlieten herkenden zich daarin en van alle eerlijke christenen vertolkt hij de diepste bedoeling van hun leven: ik zal in het midden van mijn huis (huisgenoten) wandelen in oprechtheid van mijn hart.
Ja, mijn huisgenoten, hoe zien die mij? Zij kennen mij het beste. Mijn vrouw, mijn zes zonen… Zien zij dat ik oprecht ben, dat ik zeg wat ik meen en meen wat ik zeg? Of betrappen zij mij op inconsequenties, onoprechtheid, oneerlijkheid, schijn?
De ware christen is een ‘kerel uit één stuk’, op hem kun je aan. En zo ook een ware christin – al weet ik niet zo gauw een omschrijving als net. Maar: je bent transparant in keuken en kamer…
Door Ds. W. Pieters