Biddende meteen ook voor ons dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben
— Vragen om gebed
Paulus is op het moment dat hij deze brief schrijft zelf een gevangene in Rome. Hij bidt niet alleen voor hen, hij spoort de Kolossenzen aan om ook zélf sterk aan te houden in het gebed, 'biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene'.
Gebed is dus als het goed is een wederkerige opdracht voor Gods kinderen. Zij dragen elkaar steeds op aan de troon der genade, en vragen elkaar ook vrijmoedig om dit te doen. Stemt dat overeen met onze praktijk? Is dit een vrucht van genade die ook in ons leven in rijke mate gevonden wordt?
Merkwaardig trouwens, Paulus, een gevangene, vraagt om een geopende deur om het Woord te kunnen verkondigen, terwijl hij weet dat hij de deur niet eens uit kan! Toch heeft Paulus die geopende deur daadwerkelijk gekregen. Hem werd toegestaan om onder bewaking op zichzelf te wonen, en hij riep drie dagen na aankomst de voornaamste Joden samen (Handelingen 28: 17). Hij 'bleef twee gehele jaren in zijn eigen gehuurde woning en ontving allen die tot hem kwamen, predikende het Koninkrijk Gods, en lerende van den Heere Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, onverhinderd'.
Paulus kreeg dus een geopende deur, niet door de deur uit te gaan, maar door te wachten op wie zou binnenkomen. Hij hoefde de deur niet eens uit! Dat is een verrassende gebedsverhoring nietwaar? Gods wegen zijn hoger dan die van ons. Leer dan om hem vrij te laten vrij in de wijze waarop Hij de gebeden wil horen. Hij kan doen boven al wat wij bidden of denken. Zo machtig is Hij (Efeze 3:20).
Door L. van der Tang