Daarna toonde Hij mij Jozua, de hogepriester, staande voor het aangezicht van de Engel des HEEREN, en de satan stond aan zijn rechterhand om hem te wederstaan.
— Zacharia 3: 1 – 5
De profeet Zacharia heeft acht nachtgezichten van de HEERE ontvangen. In een gezicht ziet hij Josua, de hogepriester. Samen met Zerubbabel heeft hij de leiding bij de terugkeer uit Babel. En wie staat aan zijn rechterhand? De satan, aanklager.
’t Lijkt op een rechtszitting. Wat heeft de satan op te merken? De kleren van de hogepriester zijn vuil, een beeld van schuld. Zo kun je toch geen hogepriester zijn?! Maar de HEERE scheldt de satan, want Hij neemt het op voor Zijn volk. Dan
antwoordt Christus, dat de vuile klederen plaats moeten maken voor wisselklederen. Weet je waar dat op ziet? Op de vergeving van zonden. Ziet God de zonden dan door de vingers? Nee, maar alleen in Christus zijn wij rechtvaardig voor God. Door het geloof. Hij is de Voorspraak, de hemelse advocaat. Maar zolang wij niet door het geloof rechtvaardig zijn voor God, houden we een onoprecht hart en een onzuiver geweten en… houdt de satan ons in zijn macht. Wie heeft jou in zijn macht? De HEERE of de satan? Dat kun je weten. Niet meer door dromen, gezichten of visioenen, maar door Zijn Woord en Geest in je hart. Dat is een onbedrieglijk kenmerk van genade. Hij spreekt tot elk die voor Hem leeft. Maar altijd vanuit de Schrift. De dichter van Psalm 56 zegt het zo duidelijk: Ik roem in God, ik prijs ’t onfeilbaar Woord, ik heb het zelf uit Zijn mond gehoord. Heb jij Zijn stem gehoord? Dan zul je ook leven naar dat Woord. Dat kan niet anders. Wie Mij liefheeft, die bewaart Mijn woorden, Mijn geboden. Dan gaat altijd samen.
Door B.S. van Groningen