Wat is uw enige troost beide in het leven en sterven?
— Vraag 1 van de Heidelbergse Catechismus
De catechismus stelt jouw deze vraag opdat je je tegenstanders iets waardevols kunt antwoorden. Of sta jij met een mond vol tanden, als deze vraag jou wordt gesteld? Wat kan je droefheid verzachten en je gewillig maken om die droefheid te dragen? Tijdelijke dingen verlies je als straks het doodszweet op je voorhoofd parelt. Probeer je in te denken: De tijd waarin de catechismus was ontstaan, was een tijd van vervolging. De brandstapels rookten, de martelkamers waren bezet. Dan houden alle mooie praatjes op. Vandaar de vraag naar de enige troost. Aan die troost heb je genoeg. Daar hoeft niets meer bij. Stel jezelf de vraag: waar zou ik genoeg aan hebben in leven en sterven? Is het je geen wonder dat er nog troost is. Echte troost, geen namaak? De enige die in dit leven troosteloos was, was Christus aan het kruis. Toen werd Hij een vloek. Zijn kruis is de enige troost. Christus gaat de Zijnen trekken naar dat kruis. Daar komen alle verloren geworden zondaren terecht. Daar vinden zij vrede voor hun ziel. Vrede met God. De bruid zei in het Hooglied: Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Christus vraagt jou vriendelijk: Wat is er nu begeerlijker aan de wereld dan aan Mij? Wat heb je nu meer aan de wereld, dan aan Mij? Kom, geef Hem eens een oprecht antwoord.
Door Ds. J. Lohuis