Toen antwoordde Hij, en sprak tot degenen, die voor Zijn aangezicht stonden, zeggende: Doet deze vuile klederen van hem weg. Daarna sprak Hij tot hem: Zie Ik heb uw ongerechtigheden van u weggenomen, en Ik zal u wisselklederen aandoen.
— Zacharia 3:4
Josua is de hogepriester, die de Heere moet dienen in de nieuw te herbouwen tempel in Jeruzalem, nadat het volk van Juda uit de zeventigjarige Babylonische ballingschap terug zal keren. En hij staat in Zacharia 3:3 met vuile kleren, vuil van de zonden, voor het aangezicht van de Engel des Heeren. Deze Engel is hier een gestalte van Christus.
Ieder natuurlijk mens zal net zo bekleed zijn met door zonden bevuilde klederen als priester Josua wanneer zo'n mens voor Zijn aangezicht zal moeten verschijnen. Klederen, zo vuil en zo onrein, dat zij niet eens meer kunnen worden gewassen.
Maar de Heere Jezus zal Zijn hemelse scharen dan bevelen om deze vuile klederen van Zijn geroepen dienstknechten en kinderen weg te doen. De ongerechtigheden van de zonden zullen van hen worden weggenomen. En zij zullen schone en nieuwe wisselklederen ontvangen.
Zo wil de Heere degenen, die Hem van eeuwigheid mogen toebehoren, nog met het bruiloftskleed van Zijn uit genade en ontferming aangebrachte rechtvaardigheid en heiligheid bedekken.
En zo wil Hij ook nog met ons handelen. In onszelf verloren zondaren en zondaressen als wij met schone wisselkleden bekleden. En ons zo, wanneer wij bij Hem mogen horen, uit liefde en genade, bevestigen in Zijn gerechtigheid. Opdat wij zo ook worden toegerust voor een leven in Zijn dienst, wat een leven aan Hem gewijd is. Een nieuw leven, wat net zo nieuw zal zijn als een schoon wisselkleed. Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden (2 Kor. 5:17).
Door Kand. W.H. Hoorn