“Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Israël, en om vier, zal Ik dat niet afwenden;”
— Amos 2:6
De inwoners van Samaria hebben de woorden van Amos ongetwijfeld welwillend aangehoord. Ze zullen knikkend ingestemd hebben met Gods oordeel over de heidenvolken. Nu klinkt voor de zevende keer die uitdrukking dat omwille van de overtredingen Gods oordeel komt. Nu over Juda. Ook Juda dat behoort tot Gods volk, zal het oordeel niet ontgaan. Zij hebben Gods wet ook verworpen en zijn afgeweken van de Heere. Zouden de inwoners van Samaria hiervan geschrokken zijn? Of hebben ze er in hun hart toch wel plezier dat ook Juda zo is afgevallen van God? Juda beweerde toch het volk van God te zijn, trouw aan Davids huis? Maar hoor nu hoe God over hen denkt! Ja, het oordeel begint bij het huis van God. Misschien kijken we dan ook vooral naar andere kerken, waar het Woord van God niet meer bewaard wordt, maar men eigen wegen gaat. Het vuur van Gods oordeel zal ook de kerk treffen. De inwoners van Samaria zullen gedacht hebben dat nu de oordeelsaankondiging beeindigd is. Maar het schokkende is dat nu Israel zelf wordt aangesproken. Ook hun zonden verdienen het oordeel van God. Amos wijst ook Israel aan als een schuldig volk dat niet vrij uit gaat. Wij denken vaak aan anderen als het om het oordeel van God gaat. Maar het is niet als Nathan die vinger naar David wijst: gij zijt die man! Hebt je zo al het Woord van God heel persoonlijk gehoord? Het ging niet langer meer over een ander, maar God sprak je aan en ontdekte je aan uw schuld en zonde. Je kreeg ook de schuldbrief thuisbezorgd en dan kijk je niet meer naar een ander. Je hebt genoeg aan jezelf. Was dat maar de uitwerking in Samaria geweest! Laten we ook maar niet Samaria blijven kijken, maar onszelf onderzoeken of wij onze schuld voor God kennen en belijden.
Door Ds. H. Polinder