HEERE, Gij hebt geboden, dat men Uw geboden zeer bewaren zal. Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren.
— Psalm 119:4 en 5
Wij zijn niet meer zo van ge- en verboden. Rijd je een keer te hard en valt er een bekeuring op de mat, dan verontschuldig je je gerust met: ‘Iedereen reed daar te hard.’ Alsof die verkeersregel daardoor niet meer zou gelden…
Hetzelfde gebeurt nogal eens bij Gods geboden. Dan zijn ze ‘cultuurgebonden’, ‘niet meer van deze tijd’ of ‘uitgesleten, want iedereen doet het al anders’. De dichter van Psalm 119 ziet dat niet zo. Hij begint bij de HEERE. Híj is het Die ons geboden heeft Zijn inzettingen te houden. De King James Version gebruikt het woord commanded. Het is een commando van de HEERE! Zou je dat in de wind willen slaan?
Let op: bewaren betekent niet: in een laatje stoppen en er goed voor zorgen. Nee, het gaat om in acht nemen, houden, doen! In King James Version staat het woord ‘diligently’, ijverig. Zo goed als je kunt dus. Met al je krachten, vanuit de liefde (Luk. 10:27). Kan de dichter dit zelf? Kun jij het zelf? Nee, er is maar één Mens geweest Die dit volmaakt kon, namelijk Jezus.
Gelukkig staat er in deze Psalm een gebed bij dat je maar veel moet bidden: ‘Och, dat mijn wegen gericht werden om Uw inzettingen te bewaren.’ Je weg wenden naar God. Dat is bekering. Stilstaan op de brede weg, omkeren, terugkeren tot de God van het leven. En ondertussen bang zijn voor de zonden. Herken je dat in je leven?
Door Ada Schouten-Verrips