Gij zijt kinderen van het verbond dat God met onze vaderen opgericht heeft.
Handelingen 3:25
— Handelingen 3:19-26
Het is eeuwen en eeuwen later, nu we in Handelingen 3 zijn aangeland: tweeduizend jaren zijn voorbijgegaan. Is het verbond met Abram er nu niet meer? Is het ‘over de datum’? Nee, het is er nog steeds en het is ook nog steeds geldig.
Voor wie? Voor beste en brave verbondskinderen, die heel netjes leven? Nee, Petrus (die hier aan het woord is) zegt tegen die verbondskinderen: “Jullie hebben moordenaar Barabbas gekozen en de Koning van het Leven hebben jullie gedood…”
Moordenaars van Jezus – dat zijn zij.
Moordenaars van Jezus – dat zijn wij.
Moordenaar van Jezus – dat ben jij.
Is het zo erg? Niet in daden, maar toch: wie ene zonde liever heeft dan Jezus Christus, verwijst Hem naar het kruis.
En toch: “jullie zijn kind van het verbond dat God heeft gesloten met Abram”. Daar hoorden die moordenaars van Jezus nóg stééds bij.
Daar hoor jij als kind van de christelijke gemeente ook bij.
En wat zegt Petrus dan? Dat God Zijn Zoon na de opstanding uit de dood eerst tot die moordenaars zond om hen te zegenen. Ja, je leest het goed: te zegenen. Er staat niet: om hen te vervloeken en te verdoemen. Dat had er móeten staan. Maar er staat: om hen te zegenen. Zó is deze Verbondsgod. Zó is deze Zaligmaker.
Vertrouw je toe aan Hem, zowel je lichaam/gezondheid/werk en levensbeslommeringen van alle dag, als vooral ook je ziel/zaligheid/gehoorzaamheid en wat ook maar.
Bij Hem is het allemaal in goede handen. Kom, wantrouw deze Heiland niet. Minacht Hem ook niet. Ga niet aan Hem voorbij; zeg niet: “Later…” Het zou je eeuwig berouwen!
Kom, zoek Hem in het gebed en smeek Hem: “Leer mij U kennen, U liefhebben, U dienen.” Het zal je nooit berouwen!
Door Ds. W. Pieters