“Wee dien die des HEEREN dag begeren! “
“Wee den gerusten te Sion en den zekeren op den berg van Samaría, die de voornaamsten zijn van de eerstelingen der volken, en tot dewelke die van het huis Israëls komen.”
— Amos 5:18 en Amos 6:1
De inwoners van Samaria menen dat ze God aan hun kant hebben. Het zal voor hen zeker meevallen in het oordeel van God. Zij zijn immers Gods verbondsvolk. Zij zien zelfs uit naar de dag des HEEREN. God zal al ZIjn vijanden straffen en Zijn volk redden. Ze staan aan de goede kant. Maar het aangrijpende is nu dat Amos zegt dat die dag zal duisternis voor hen zijn en geen licht. Een grote tegenvaller voor verbondskinderen die menen in te gaan en reopen: Heere, Heere, doe ons open. Bent je zo’n iemand die meent in te gaan omdat je God dient en met de mond de psalmen zingt? God heeft niets met mensen die Hem dienen en ondertussen met hun hart zichzelf en de zonde dienen. Laat je dan wakker schudden voordat het echt te laat is en de genadetijd voorbij is. Het is opvallend dat hier Sion wordt genoemd door Amos. Hiermee laat hij zien dat het in Jeruzalem niet veel beter is dan in Samaria Zowel in Sion als Samaria heerst bij de elite en de machthebbers van het volk de gedachte dat het allemaal in orde is in hun leven. Ze zijn rijk en leven in weelde. Het leven bestaat uit lekker eten en drinken, amusement en pleizer. Ook in geestelijk opzicht menen ze alles te hebben. Maar dat is slechts schijn. Het is een valse rust. Hier wordt het “Wee” over hen uitgesproken. De Heere spreekt nog het wee uit over allen die tot het verbondsvolk behoren en hun zekerheid in een valse rust hebben gevonden. Mensen die net als in Laodicea denken dat ze rijk zijn en aan geen ding gebrek hebben. Maar in Gods ogen zijn ze naakt en jammerlijk. Ze hebben nooit echt ingezien hoe arm ze zijn zonder Christus. Hoe is dat bij jou?
Door Ds. H. Polinder