6 Maar de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus van boven afbrengen.
7 Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen.
8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
9 Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.
10 Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.
11 Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden.
12 Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.
13 Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.
14 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt?
15 En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, dergenen, die het goede verkondigen!
16 Doch zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest; want Jesaja zegt: Heere, wie heeft onze prediking geloofd?
17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods,
18 Maar ik zeg: Hebben zij het niet gehoord? Ja toch, hun geluid is over de gehele aarde uitgegaan, en hun woorden tot de einden der wereld.
19 Maar ik zeg: Heeft Israël het niet verstaan? Mozes zegt eerst: Ik zal ulieden tot jaloersheid verwekken door degenen, die geen volk zijn; door een onverstandig volk zal ik u tot toorn verwekken.
20 En Jesaja verstout zich, en zegt: Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; Ik ben openbaar geworden dengenen, die naar Mij niet vraagden.
21 Maar tegen Israël zegt Hij: Den gehelen dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk.
— Romeinen 10: 6-21
Een betrouwbare bron is van groot belang. Als we een bijzonder verhaal horen, is het nodig te weten wie dit verhaal vertelt. Sommige bronnen zijn immers onbetrouwbaar. Jij zult ook vast wel eens een verhaal hebben gehoord, dat later helemaal niet waar bleek te zijn.
Nu heb je gisteren gezien, dat Jezus Christus alleen het is, Die jouw schuld voor God kan betalen. Maar waar is dat nu eigenlijk op gebaseerd? Hoe weet je nu, dat dit zo is? Dat kun je alleen weten uit het Evangelie! Dit is de bron, waaruit je kan weten wie die Middelaar is, Die God en de mens weer met elkaar verenigt.
Dat woord Evangelie betekent “blijde boodschap”. Er is goed nieuws voor arme zondaren: er is een Middelaar van God gegeven tot een volkomen verlossing. Dit Evangelie is voor het eerst geopenbaard in het paradijs, direct na de zondeval. Daarna heeft de Heere het laten verkondigen aan en door de aartsvaders en bovenal door de profeten. Zij hebben gewezen op de Christus, Die komen zal. Naast dit hoorbare Woord gaf de Heere aan Israël ook iets zichtbaars. Door de offers en ceremoniën werd het volk gewezen op Christus. Uiteindelijk heeft God alle beloften vervuld in het zenden van Zijn Zoon naar deze aarde. Datzelfde Evangelie mag jij nog elke zondag horen. Je mag het ook elke dag lezen. Laat dit Boek, de Bijbel, daarom niet dicht. Het is het zaad der wedergeboorte.
Door Ds. A.C. Uitslag