1 Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!
2 HEERE! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.
3 Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?
4 Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.
5 Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.
6 Mijn ziel wacht op den HEERE, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen.
7 Israël hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.
8 En Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.
— Psalm 130: 1-8
Je zou maar in nood zitten …! Misschien ben jij het wel eens geweest. Je zat vast in de lift of je raakte met je fiets in het water. Het eerste wat je dan doet, is toch roepen om hulp. Zo zendt een schip in nood een SOS-signaal uit. Zo drukt een oude mevrouw in een verzorgingstehuis op de alarmknop, die ze om haar nek heeft hangen.
In nood zoek je naar hulp. Weet je: jij bent in nood! Het is zelfs een grote nood. Je hebt namelijk een grote schuld tegenover God. Je bent in levensgevaar. Je ligt op het randje van de eeuwige afgrond. Wie dat gaat zien, die kan het in zijn nood en ellende ook niet meer uithouden. Die zoekt naar hulp en naar redding. Dat geldt nu ook voor de dichter van Psalm 130. Het is alsof hij terecht is gekomen in een hele diepe kuil, waar hij niet uit omhoog kan klimmen. Hij wil er wel uitkomen, maar kan dat niet zelf. Daarom is hij op zoek naar verlossing.
Weet jij ervan, wat het is om van zonden overtuigd te zijn en bij jouw schuld bepaald te worden? Dat doet beseffen, dat God in Zijn recht staat, als Hij jou voor eeuwig zou verdoemen. Het is als een inktzwarte nacht. Wanneer dan echter gehoord mag worden van verlossing komt er weer nieuwe moed in het hart. Zou er dan toch nog uitkomst zijn? Is er nog verlossing voor zondaren en hoop voor hen, die de hel hebben verdiend? Jazeker! Om Jezus’ wil is er veel verlossing bij God (Ps. 130: 7b).
Door Ds. A.C. Uitslag