Doch Samuël diende voor het aangezicht des Heeren, zijnde een jongeling, omgord met de linnen lijfrok.
— 1 Samuël 2:18
’s Morgens zijn ze al vroeg op. Na gebeden te hebben keren ze terug naar Rama. Elkana en Hanna hebben gemeenschap en ‘de Heere gedacht aan haar’. Enige tijd later blijkt Hanna in verwachting te zijn. Ze brengt een zoon ter wereld die ze Samuël noemt, want, zegt ze, ‘ik heb hem van de Heere gebeden’. De volgende keer gaat Hanna niet mee naar Silo. Als Samuël niet langer borstvoeding nodig heeft, zal ze hem zelf naar het huis van de Heere brengen. Als Samuël nog heel jong is, brengt Hanna hem naar Eli. Ze herinnert de oude man aan haar gebed in de tabernakel toen hij haar verdacht van dronkenschap. Ik bad om dit kind en de Heere heeft me verhoord. Daarom geef ik hem aan de Heere terug.
Hanna zingt in diepe verwondering haar lofzang. Zij die eens zo verdrietig was ‘springt nu op van vreugde’, ze ‘verheugt’ zich in het heil dat de Heere schonk! Later lees ik dat de Heere Hanna opnieuw ‘bezocht’. Ze brengt nog drie zoons en twee dochters ter wereld. God is goed! En dat voor allen die Hem verwachten.
Elkana keert met zijn gezin terug naar Rama en Samuël blijft achter om de Heere te dienen in de tabernakel in Silo. Voor het ‘aanschijn’ van de priester Eli. Anders dan over zijn zoons Hofni en Pinehas kan Eli tevreden zijn over Samuël. Wat een verschil tussen de beide zoons van Eli aan de ene kant en Samuël aan de andere kant … Na de opsomming over hun zonden in het huis van de Heere staat er zo betekenisvol: ‘Doch [let op de tegenstelling!] Samuël diende voor het aangezicht des Heeren, zijnde een jongeling, omgord met de linnen lijfrok.’ Op wie lijk jij? Op Hofni en Pinehas of op Samuël?
Door D.J. Vogelaar