17 Want Christus heeft mij niet gezonden, om te dopen, maar om het Evangelie te verkondigen; niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde.
18 Want het woord des kruises is wel dengenen, die verloren gaan, dwaasheid; maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods;
19 Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken.
20 Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt?
21 Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven;
22 Overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken;
23 Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid;
24 Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods, en de wijsheid Gods.
25 Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen; en het zwakke Gods is sterker dan de mensen.
26 Want gij ziet uw roeping, broeders, dat gij niet vele wijzen zijt naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen.
27 Maar het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen;
28 En het onedele der wereld, en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen iets is, te niet zou maken;
29 Opdat geen vlees zou roemen voor Hem.
30 Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing;
31 Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere.
— 1 Korinthe 1: 17-31
Een klein meisje liep met een dure ketting om haar hals door de stad. Iemand zag haar lopen en vroeg, hoe zij aan die ketting kwam. Haar antwoord was heel eerlijk: “die heb ik gekregen van mijn oma”. Ze had deze gekregen. Gratis en voor niets.
Nu wordt Jezus Christus ook gegeven. Hij is Gods onuitsprekelijke gave voor een wereld verloren in schuld. Hij is Gods grootste gave. God heeft Zijn Zoon gezonden naar een zondige wereld. Hij is een geschonken Zaligmaker. Dat laat de ruimte zien, die er ligt in Hem. Als het van mij zou afhangen, zou het nooit gaan. Mijn handen zijn tekort. Daar zit geen kracht in. Ze zijn besmeurd met duizend zonden. Ik kan het ook nooit verdienen. Maar Hij wordt me gegeven. Geschonken tot wijsheid, terwijl ik van mezelf dwaas ben. Geschonken tot rechtvaardigheid, terwijl in mij geen gerechtigheid gevonden word. Geschonken tot heiligmaking, terwijl er in mezelf alleen maar zonden en ongerechtigheden wonen. Geschonken tot verlossing, terwijl ik mezelf alleen maar in de nesten heb gewerkt. Het laat zien, dat Hij een volkomen Verlosser is. Een verlossing die van a tot z een werk van God is. Daar hoeft en kan van de mens niets meer bij. Gelukkig ook maar! Dat betekent immers, dat jij en ik zalig kunnen worden. Alleen door het geloof in Jezus Christus. Het geloof, dat is een gave van God.
Door Ds. A.C. Uitslag