Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet waar Gij heengaat, en hoe kunnen wij den weg weten?
— Johannes 14 : 1-14
In de Paaszaal bereidt de Heere Jezus Zijn discipelen voorzichtig voor op Zijn afscheid. Zij moeten niet bedroefd zijn, want de Heere Jezus gaat plaats bereiden in het Vaderhuis met zijn vele woningen. En dan zal Hij terugkomen. Hij zegt: "Waar Ik heenga, weet gij, en de weg weet gij." En wie valt Hem dan in de rede? Thomas. "Heere, wij weten niet waar Gij heengaat; en hoe kunnen wij de weg weten?"
Thomas is verward en onzeker. Een pessimist is dat niet zomaar een enkele keer, maar bij verschillende gelegenheden. Misschien ken jij ook wel zo iemand. Hij of zij bekijkt alles van de sombere kant. Zij zien altijd leeuwen en beren op de weg. En wat zeggen jullie dan? Daar heb je hem weer, hij gooit altijd roet in het eten. Wie weet, hebben de discipelen dit ook wel gedacht. Het kan ook zijn dat hij de tolk is van alle leerlingen. Maar zij durven het niet goed te vragen. Hoe het ook zij, Thomas vindt dat de Heere Jezus hen veel te hoog aanslaat. De Meester spreekt zulke hoge en verheven taal. Wij zijn maar gewone, alledaagse mensen. Dit gaat ons begrip ver te boven. Toch had Thomas het kunnen weten. Drie jaar zat hij al bij de Heere Jezus op school. En dan zo weinig begrepen van Zijn werk op aarde? Zijn weg van lijden en sterven, maar ook van opstanding en hemelvaart. Hoelang mag jij al uit Gods Woord horen? Weet jij de weg tot God?
Leer mij, o HEER’ den weg, door U bepaald,
Dan zal ik dien ten einde tot bewaren;
Door B.S. van Groningen