En een van de kwaaddoeners, die gehangen waren, lasterde Hem, zeggende: Indien Gij de Christus zijt, verlos Uzelven en ons.
— Lukas 23: 39a
Wanneer we spreken over ‘de’ moordenaar aan het kruis, dan bedoelen we gewoonlijk hem tot wie de Heere Jezus sprak: ‘Voorwaar Ik zeg u: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn’. Maar er waren er natuurlijk twee.
Twee moordenaars. Beiden in even grote nood en dood. Beiden des doods schuldig. Beiden op het punt te sterven. Beiden evenwel nog in de genadetijd. Beiden aan de zijde van Christus. Beiden zeer dicht bij de hel. Beiden zeer dicht bij de hemel
Wat was het verschil? Soevereine genade natuurlijk. Dat spreekt vanzelf. Het vrije welbehagen. Gods verkiezende liefde. We weten het precies.
Maar wat we niet willen weten is dat wij de moordenaars zijn die aan het kruis hangen. En dat het ieder moment met ons gedaan kan zijn. Vanwege onze vervloekte zonden. En dat we aanstonds naar de hel moeten als we niet leren zeggen: ‘wij toch rechtvaardiglijk’. En leren bidden: ‘gedenk mijner’.
Het is maar die ene belijdenis die we moeten leren stamelen: ‘Wij toch rechtvaardiglijk.’ En dat ene gebedje dat we moeten leren zuchten: ‘Gedenk mijner’. Wie dat leert, en daarmee aanhoudt totdat het Jezus behaagt te antwoorden met een ‘Heden zult gij’, die zal niet sterven, maar leven tot in eeuwigheid.
De ene moordenaar leerde het. De andere weigerde het. Hij ging verloren. Indien jij je niet bekeert, zul je insgelijks vergaan.
Door L. van der Tang