Doch hij [Mozes] zei: Och, Heere! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt zenden
— Exodus 4:13
Mozes krijgt de opdracht van God om zijn volk te gaan bevrijden van de slavendienst in Egypte. Maar hij is de afgelopen veertig jaar zo gewend geraakt aan een leven zonder stress, dat hij weinig zin heeft in deze opdracht. Of misschien is Mozes bang dat ze hem alsnog als de moordenaar van die Egyptenaar zouden arresteren. Hij bedenkt allerlei uitvluchten, maar het helpt hem niets. Hij zegt dat hij niet zo goed kan praten. We mogen toch aannemen dat hij aan het hof van de Farao een goede opleiding gehad heeft. Sommige Bijbelverklaarders zeggen dat Mozes opgeleid werd om de volgende Farao te worden.
Hoe dan ook, Mozes is de geschikte man om het volk te gaan bevrijden. En hij hoeft dat niet in eigen kracht te gaan doen, maar God belooft hem te helpen. God laat Zijn dienaren nooit in de steek. De Heere had hem een goede opleiding gegeven, eerst aan het hof en later in de woestijn als schaapherder. Hij kent de gevaren en de moeilijkheden van de woestijn. Deze man wil de Heere gebruiken om Zijn volk door die woestijn te leiden. En juist deze man wil niet. Wat heeft de Heere veel geduld met Mozes! Na al die uitvluchten zegt Mozes ten slotte: ‘Wilt U toch maar iemand anders sturen?’
En dan wordt de Heere boos. Hij zegt niet dat Hij de opdracht aan iemand anders gaat geven, maar dat Hij iemand zal sturen om hem te helpen. Aäron, de broer van Mozes, zal hem gaan helpen. Wat is Gods geduld toch groot. Dat zien we nu nog elke dag. Hij wil niet dat er iemand verloren gaat, maar dat iedereen zich tot Hem bekeert. Dat jij je leven in Zijn hand legt. Dat je gewillig bent om te doen wat Hij zegt.
Waaruit blijkt jouw gewilligheid om te doen wat God zegt?
Door Bram van der Horst