‘En Zijn discipelen antwoordden Hem: Vanwaar zal iemand dezen met broden hier in de woestijn kunnen verzadigen?’
— Markus 8:4
Een aantal jaar geleden liepen veel mensen met een rubberen armbandje met daarop de de letters WWJD: What Would Jesus Do. Wat zou Jezus doen. Dat is natuurlijk een belangrijke vraag die goed is om te stellen. We moeten immers Zijn Beeld vertonen, Zijn voetstappen drukken, Hem gelijkvormig worden. Als we daar niet naar verlangen, zijn we nog onbekeerd.
Maar de vraag stellen is één, daarop een antwoord geven is iets anders. Dat blijkt keer op keer in het leven van de discipelen. Hoewel ze nauwe omgang hebben met de Heere Jezus, Hem hartelijk liefhebben, al veel onderwijs hebben gehad, getuige zijn geweest van veel wonderen, blijkt toch keer op keer dat ze nog bitter weinig begrijpen. Steeds weer staan ze op het verkeerde been. Ze komen er achter dat ze zulke dwaze mensen zijn!
Zo ook in deze geschiedenis. Een grote schare heeft Jezus al drie dagen gevolgd. De menigte bevindt zich in de woestijn. Jezus ziet hun honger en is innerlijk met ontferming bewogen. Maar de discipelen zeggen: Vanwaar zal iemand dezen met broden hier in de woestijn kunnen verzadigen? Onmogelijk! Maar Jezus gebiedt de schare te gaan zitten. En verzadigt ze van zeven broden en weinig visjes. Vierduizend mannen, zonder vrouwen en kinderen! De discipelen hebben maar te gehoorzamen en door te geven. Blindelings.
Als je een kind van God mag zijn, herken je dit. God werkt door de onmogelijkheid. Dat geldt in de bekering, maar ook steeds opnieuw. We moeten leren blindelings Gods Woord te gehoorzamen én tegelijk alles aan Hem over te laten. Dan blijkt het onmogelijke mogelijk.
Door L. van der Tang