Samuel nu nam een steen, en stelde dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Eben-Haëzer; en hij zeide: Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen.
— 1 Samuël 7:2-12
Toen de Ark, de Ikabod, de Heerlijkheid des HEEREN, weer terug was in Israël, komt het volk niet tot erkenning van de Heere. Sterker nog, de Ark werd ontvangen als een bezienswaardigheid. Daardoor bracht de teruggekeerde Ark slechts schrik van rondom.
Onder invloed van 20 jaar profetische arbeid van Samuël, is er toch een geestelijk reveil gekomen. In zijn nood en ellende zoekt het volk weer de Heere. En dan volledig herstel? Nee, kennelijk luister de Heere niet direct zij Hem aanroepen.
Dat is niet verwonderlijk, want bij het aanroepen van de Heere dienen zij nog steeds de afgoden van de Kanaänieten. Het was voor hen dus niet de Heere alleen. Nee, je kunt zeggen God wat en de wereld wat. Ze hielden twee ijzers in het vuur. Daar moest een einde aan komen. Weg met al die afgoden, de Kanaänitische geest afschrijven en bekeren tot de Heere met hun gehele hart.
Daartoe roept Samuël hen op en als geheel Israël naar hem geluisterd heeft en met de afgodische praktijken breken roept Samuël een boete- en bededag uit.
Te Mizpa is een volksvergadering belegd en daar wordt openlijk schuld beleden. Water hebben ze in schuldbelijdenis voor het aangezicht van de Heere uitgegoten en gevast. Dat was een uiterlijk teken van de verslagenheid van het hart en diepe verootmoediging. Toen kon een nieuwe dag over Israël aanlichten onder het Richterschap van Samuël. De Heere schenkt verlossing uit de macht van de Filistijnen.
In die tijd waren de Filistijnen een anti-Goddelijke macht. Ze waren van buitenaf binnengedrongen en trachtten voortdurend Israël los te trekken van God. De verbondsvernieuwing te Mizpa prikkelt hun agressie. Ja, die vernieuwde volkskracht zullen ze wel breken. Ha, maar ze worden zelf getroffen door het direct ingrijpen van de Heere. De verschrikt en verstrooit hen door Zijn machtige donder. En de Israëlieten die vervolgen de vluchtende vijanden.
De Heere verlost. Ja, maar dat gaat zo maar één, twee, drie. Zijn verlossing wordt allen genoten in de weg van berouw en bekering. Breken met alle zondeleven is nodig. Alles wat tussen jou en de Heere staat moet er tussenuit. Je weet zelf het beste wat dat is. Jezelf geheel en al toevertrouwen aan Hem Die alles weet. Daarvan getuigt de steen Eben-Haëzer: tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen.
Door Kand. W.J. Korving