Toen bad Hanna en zeide: Mijn hart springt van vreugde op in den HEERE
— 1 Samuël 2:1-10
We willen deze week nadenken hoe het koningschap in Israël gevestigd is. We lezen in de boeken van Samuel hoe de Heere daar naartoe werkt om dat in Israël gestalte te geven. Nu was het nog in de tijd van de Richteren en herhaaldelijk klonk er de klacht: In die dagen was er geen koning in Israël; een iegelijk deed, wat recht was in zijn ogen. Dat was in de dagen van de profeet Eli.
We zien dat in die Richteren periode het leven in Israël als een Verbondsvolk in staat van ontbinding komt. Ja, er waren enkelen die de Heere nog vreesden, Hanna en Elkana. Maar ook daar was onenigheid in het huwelijk, omdat Hanna onvruchtbaar was. Mogelijk heeft Elkana daarom Peninna tot vrouw genomen, om uit haar nageslacht te verwekken. Maar de hooghartigheid van Peninna vanwege haar moederschap tot Hanna, vergroot bij Hanna het verdriet van haar kinderloosheid. Ze neemt in haar nood de toevlucht tot de Heere. Zij smeekt de Heere om een zoon die mannelijk en sterk zou zijn als dienstknecht van de Heere.
En toen de Heere haar een zoon gaf, heeft zij hem niet direct aan de Heere afgestaan. Nee, haar mond en haar haar hart juichen als zij h aart gelofte volbrengt. Zij zingt haar geloofslied. Gedreven door de Heilige Geest zingt zij van de beloofde koning. Daar loopt haar lied, dat aansluit bij het lied van Mozes in Deuteronomium 32 op uit. Zij bezingt de Heere in Zijn regering en gericht: De HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn Koning sterkte geven, en den hoorn Zijns Gezalfden verhogen.
Door het koningschap heen in Israël vindt dit zijn vervulling in Christus.
We hebben enige weken geleden tijdens de Kerstdagen Maria haar lofzang horen zingen. Zij zingt haar lofzang met de woorden van Hanna. Samuël heeft wegbereider mogen zijn voor het koningschap in Israël. Deze wegbereider heeft de Heere door Zijn genade verwekt. Uit een onvruchtbare, die Hij heeft gezet in een huisgezin.
De Heere staat op, om Zijn heilswerk met kracht voort te zetten, onder een afkerig volk, waarin iedereen maar naar eigen believen handelde. Dan is Zijn heilswerk puur welbehagen. Aan Israël en aan ons heeft Hij Zich geopenbaard als de Eeuwige Getrouwe, als Dezelfde God van Abraham, Isaak en Jacob, Die doden levend maakt.
Door Kand. W.J. Korving