En Orpa kuste haar schoonmoeder
— Ruth 1:14 midden
Lezen: Ruth 1:7-14
Als Naomi terugkeert naar Bethlehem gaan haar twee schoondochters mee. Ze zijn loyaal en trouw. En omdat ze goed geweest zijn voor haar, wil Naomi nu ook goed zijn voor hen, ook al is dat voor haarzelf misschien pijnlijk. 'Het is beter', zegt ze, 'dat we nu afscheid nemen. Ik ga terug naar mijn volk en mijn land, maar daar is voor jullie geen toekomst omdat jullie Moabitische meisjes zijn. Keer alsjeblieft terug. Daar is je familie. Daar zijn je goden.'
Wil Naomi hen niet meenemen naar de zegen van de God van Israël? Het lijkt haar koud te laten. Hoewel zowel Orpa als Ruth huilen omdat ze geen afscheid kunnen nemen van Naomi gaat Orpa uiteindelijk overstag. Ze verwacht van haar land en haar goden uiteindelijk meer dan van Israëls God. Als zij daarom halverwege toch haar schoonmoeder kust en omkeert, loopt ze bij de Heere vandaan. En verdwaalt voorgoed. Ze heet niet alleen Orpa, 'afvallige', ze is het ook. Wat een waarschuwing voor ons! Je kunt meelopen met mensen die de HEERE willen dienen, je kunt in het spoor gaan van je ouders en van anderen, maar als je hart nog onbekeerd is, is er niet veel voor nodig om de verkeerde kant op te gaan.
Van nature denken we namelijk net als Orpa gelukkig te kunnen worden los van de God van Israël. Hoe is dat bij jou? De apostel Johannes schrijft in 1 Johannes 2:15-17: ‘Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is (…) En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die den wil van God doet, blijft in der eeuwigheid.’ Dat je ooit (een eind) onderweg was naar het beloofde land is straks niet belangrijk, het gaat erom dat je door het noodzakelijke werk van de Heilige Geest hebt volhard tot het einde.
Door Ds. P.W.J. van der Toorn