En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen? En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft. Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan. En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken. Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze. Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen. Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.
— Mattheüs 13:10-17
De discipelen stellen een vraag. Misschien is het ook jouw vraag. De Heere Jezus spreekt tot de mensen in (verhullende) gelijkenissen, maar waarom (vers 10)? Wil Hij niet dat ze Hem begrijpen en gaan volgen? Zijn antwoord (vers 11) lijkt dat te bevestigen. Toch ligt het ingewikkelder. Híj wil het wel, maar de hoorders willen het niet (echt). Ziende zien ze niet en horende horen ze niet (vers 13).
Net als in Jesaja’s dagen (Jes. 6:9-10). Jezus haalt dat aan (in vers 14-15). Hoe vaak het woord van de Heere via Jesaja ook tot Zijn volk kwam, ze wilden het niet horen. En nu, zegt Jezus, zien jullie de diepste vervulling van die profetie. Dat maakt die gelijkenissen ook illustratief. De mensen horen ze en zien het (beeld) voor zich, maar begrijpen ze niet. In elk geval niet (vanuit zich)zelf.
Daarin komt ook oordeel van God mee. Hun ogen worden bedekt (vgl. 2 Kor. 3:14). Die verhullende gelijkenissen bemoeilijken het verstaan van de diepere betekenis ervan. En die diepere betekenis heeft alles te maken met het Evangelie van het Koninkrijk (Mat. 9:35). Door het spreken in gelijkenissen wordt het Koninkrijk der hemelen toegesloten. Niet te begrijpen en dus komt de boodschap niet over. Dat klinkt als een uitzichtloze situatie. Toch is er perspectief. Dat was er in Jesaja’s dagen (Jes. 6:13). Ook in Jezus’ dagen en daarna. Beslissend is namelijk wat je vervolgens doet. Wie verlangt naar inzicht, zoals de discipelen (Mat. 13:36), ontvangt uit genade verlichte ogen van het verstand (vers 11 en 16).
Door Jan Post