Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker. En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg. Toen het nu tot kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid. En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen? Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt. Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur.
Toen nu Jezus de scharen van Zich gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers. En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen; En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks; en het onkruid zijn de kinderen des bozen; En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de ongerechtigheid doen; En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden. Dan zullen de rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft om te horen, die hore.
— Mattheüs 13:24-30 en 13:36-43
Na de gelijkenis van de zaaier, komt de Heere Jezus met nog een aantal andere gelijkenissen. Hetzelfde onderwerp, een ander beeld. Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan iemand die goed zaad zaaide in zijn akker (vers 24). De focus ligt op de zaaier die goed zaad zaait. Dat is de Heere Jezus (vers 37). Het goede zaad wijst op de kinderen van het Koninkrijk (vgl. Mat. 13:23) en daarmee (vooral) op de groei van dat Koninkrijk (vers 38).
Ondertussen is er echter ook een vijand (vers 25), de duivel (vers 39), die ’s nachts onkruid zaait. Het onkruid in de gelijkenis lijkt echter sprekend op de tarwe (vgl. Mat. 7:15-16), zodat het verschil pas zichtbaar wordt als de vrucht zich openbaart (vers 26-27). Dan zijn de wortels in de grond al met elkaar verstrengeld. Het er probleemloos tussenuit trekken is dan geen optie meer. Om de oogst niet te beschadigen, laat de beheerder het onkruid staan (vers 29). Zijn zorg is gericht op het behoud van het goede.
Dat is bemoedigend (vgl. Ps. 138:7-8)! Pas bij de oogst (vers 30 en 39) volgt de schifting. Dan loopt het slecht af met het onkruid (vers 40-42) en zullen de rechtvaardigen stralen als de zon, in het Koninkrijk van hun hemelse Vader (vers 43). Misschien ben je net als de discipelen geneigd naar dat onkruid te kijken (vers 36), maar het gaat de Heere Jezus om de zaaier (vers 24 en 37) en de oogst. Zijn weg en die van Zijn Koninkrijk is een weg van lijden, maar uiteindelijk ook van triomeren.
Door Jan Post