Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren; want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God. Waar gij zult sterven, zal ik sterven, en aldaar zal ik begraven worden.
— Ruth 1:16-17a
Lezen: Ruth 1:14-18
Ruth moet wel veel van haar schoonmoeder gehouden hebben om bij haar te blijven. Anders dan Orpa gaat ze niet terug naar Moab. Dat had voor de hand gelegen. Dat was vertrouwd. Ze kiest niet de makkelijkste weg. Nee, het is de weg van de liefde. Maar haar liefde gaat verder dan liefde voor Naomi alleen. Ze heeft in het leven van Naomi iets gehoord en geproefd van het leven met de God van Israël.
Hoewel Naomi vertrokken was uit het beloofde land, heeft ze niet kunnen zwijgen van de HEERE, Israëls Verbondsgod. Dat heeft God in Ruths leven willen gebruiken, ondanks tegenstand (nota bene van Naomi zelf; die stuurde immers niet alleen Orpa maar ook Ruth terug naar Moab). Je mag je gelukkig prijzen met mensen in je omgeving die niet kunnen zwijgen over de goedheid en de genade van de HEERE. Als je zulke mensen mist, mag je erom bidden. De HEERE liet dat meewerken in Ruths hart en leven. Zijn genade trekt Ruth naar Zich toe. Dat is de bron van haar geloofsbelijdenis: de liefde van God. Haar belijdenis is haar liefdesantwoord. Deze God gaat alle goden te boven!
Met deze God wil ze leven en te midden van Zijn volk begraven worden. Alles van haar oude leven weegt daar niet tegenop. Misschien ken je dat gedicht wel: ‘Weg wereld, weg schatten, gij kunt niet bevatten hoe rijk ik wel ben. ‘k Heb alles verloren, maar Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben’. Ik hoop dat je het uit eigen ervaring kent. Die overtuiging heeft de Heilige Geest aan Ruth gegeven. Nee, Ruth begreep nog niet alles. Maar door te schuilen bij Israëls God werd ook zij eigendom van Christus. Wat een prachtige belijdenis is dit. Hier kan ze mee leven en ook mee sterven. Wij ook.
Door Ds. P.W.J. van der Toorn