En hij deed Abram goed om harentwil; zodat hij had schapen en runderen en ezels, en knechten en maagden, en ezelinnen en kemels.
— Genesis 12:16
Abram wordt door de Heere geroepen uit het heidens Ur der Chaldeeën. In de tekst hierboven is Abram, vanwege een hongersnood, in Egypte. Abram gebruikt een halve leugen en zegt dat Sara zijn zus is. Farao laat zijn oog op haar vallen en doet Abram goed om harentwil. Hij geeft Abram onder andere ‘kemels’, kameelachtigen zoals bactrische kamelen (Camelus bactrianus) of dromedarissen (Camelus dromedaris). Om welke soort het hier precies gaat, is niet goed uit de grondtekst op te maken.
Maar, zo zeggen sceptici, dat kan helemaal niet, want in die tijd waren kamelen nog niet tot huisdier gemaakt (gedomesticeerd). Heeft de Bijbel het hier mis? Kamelen kwamen vermoedelijk al aan het einde van het derde millennium voor Christus voor in het oude Nabije Oosten. Dit blijkt uit spijkerschriftteksten die gedateerd worden rond de tijd van Abraham (ongeveer 2000 jaar voor Christus). Deze tot huisdier gemaakte kamelen bereikten ook het Nijldal tussen 2500 en 1400 voor Christus. We weten dit onder andere door dierfiguren en zalfpotjes in de vorm van kamelen.
Bijbels archeoloog dr. Peter van der Veen geeft daarvan in zijn Duitstalige boek Volk ohne Ahnen een aantal voorbeelden. Hij noemt bijvoorbeeld een stenen zalfpotje in de vorm van een zittende dromedaris die een korf draagt. Het potje, dat te bewonderen is in het Egyptisch Museum te Berlijn, is gevonden in Abusir el-Meleq en de korf diende als potje voor de zalf. Waar het op neerkomt, is dat sceptici ongelijk hebben. Farao kon prima aan Abram kamelen gegeven hebben als geschenk. Er is ook een geestelijke les te leren uit deze geschiedenis. Het doen van zonde is niet zonder gevolgen, het is zelfs zo dat anderen vaak moeten lijden vanwege onze zonden (vers 17 tot 19).
Door Jan van Meerten