Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.
— Psalm 1:2
De eerste Psalm vertelt ons wie we zijn: goddeloos of rechtvaardig. Dat blijkt niet alleen uit het negatieve, uit het zondige, waar het in eerste vers over ging. Het blijkt nog veel meer uit het positieve. Daar gaat het in dit tweede vers over. Hou je van Gods Woord? Denk je daar graag en veel over na? Soms zelfs zo dat je er wakker van ligt?
Gebeurt het dat de Heere door Zijn Woord tot je spreekt, zodat je hart gaat branden net als dat van de Emmaüsgangers? Doe je met liefde de wil van de Heere? Niet omdat het moet, maar omdat je van Hem houdt, en omdat het daarom een vanzelfsprekendheid voor je is om te willen wat Hij wil?
Als je daar door genade hartelijk ja en amen op kunt zeggen ben je wél gelukzalig. Maar als daarentegen Zijn wetten een last voor je zijn, Zijn Woord je nooit iets te zeggen heeft, en je de gedachten eraan zoveel mogelijk uitbant, dan ben je goddeloos, níet gelukzalig.
Nu hoor ik iemand denken: soms is er wel iets van die liefde tot God en Zijn Woord en wetten in mijn hart. Maar vaak is het zo anders! Ik voel een tweestrijd in mijzelf. ‘Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik’ (Rom. 7:19).
De grote Paulus had dezelfde klacht. Maar toets jezelf eerlijk. Kun je zeggen dat het je hartelijke begeerte is om heilig te leven, en het beeld van Christus te vertonen? Kun je met Paulus óók zeggen: ‘Want ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mens?’ (Rom.7:22). Als het zo ligt zal het je ook verdriet doen dat je zo onheilig bent, en zul je er vurig naar verlangen om Christus meer gelijkvormig te worden. Dan jaag je daarnaar!
Door L. van der Tang