Toen kwam Petrus tot Hem en zeide: Heere, hoe menigmaal [vaak] zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal?
— Mattheüs 18:21
Misschien heb je die vraag ook weleens gesteld: hoe vaak moet ik nu mijn naaste vergeven? Waar komt zo’n vraag vandaan? Uit belangstelling of uit een houding van: nu is het wel een keer genoeg. Ik blijf niet bezig. Petrus zat ook met die vraag. Vanuit de Joodse traditie had hij geleerd, zeven keer vergeven. Een vol getal. Maar de Heere Jezus, de Vervuller van de Wet zegt: zeventig maal zevenmaal. Dan bedoelt de Heiland niet vierhonderdennegentig keer, maar zo vaak als je naaste dat vraagt.
In een gelijkenis maakt de Heere Jezus dit nog duidelijker. Het gaat niet om een aantal keer vergeven, maar om het hart, waarmee vergeven wordt. Doe je het omdat het nu moet, maar niet van harte, dan is onze vergeving niet echt. In die gelijkenis valt het woord barmhartigheid: branden van liefde om genadig te zijn. Daar moet de vergeving uit voortkomen. De schuldeiser van die ene knecht scheldt hem een miljoenenbedrag kwijt. Dan zou je toch verwachten, dat hij zelf dat minimale bedrag ook zou kwijtschelden. Nee, tot de laatste penning moet betaald worden! Wat een tegenstelling.
De toepassing lees je in vers 35; Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft. Hoe vergevensgezind ben jij? Wanneer de Heere ons vergeven heeft, dan kan het niet anders of je zal ook je naaste van harte vergeven. Wat heeft het de Heere Jezus gekost om de schuld van zondaren te verzoenen? Hij is voor Zijn kinderen gestorven… toen zij nog zondaren waren.
Lezen: Mattheüs 18:21-35
Door B.S. van Groningen