Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.
— Psalm 51:5
David wordt wel de man naar Gods hart genoemd. Toch heeft David vreselijk gezondigd. Dat zag hij eerst helemaal niet zo. Misschien denk jij dat ook wel: ik zie mijn zonden helemaal niet.
De Heere stuurt een profeet naar David. Hij vertelt een verhaal. ‘Een man had heel veel schapen en een andere man had er maar één. Toen kreeg de man met veel schapen bezoek. Hij pakte het schaap van de andere man, die er maar één had, af en slachtte dat schaap.’ Als David dat verhaal hoort, wordt hij heel boos. Wat oneerlijk, wat onrechtvaardig, wat gemeen. Hij zegt: ‘Dat is een kind des doods.
Dan gebeurt het. Nathan kijkt David aan. ‘Koning, die man bent u!’
Het wordt stil in de paleiszaal. David wordt klein. Hij ziet het. Het is alsof de Heere zijn ogen heeft opengemaakt. Het is waar; Nathan heeft gelijk; De Heere heeft gelijk:
‘Ik heb gezondigd tegen de HEERE.’
Als de profeet bij hem geweest is, maakt David een nieuwe Psalm. Psalm 51. Daarin zegt hij dat het eerlijk, rechtvaardig is als de Heere hem straft. Hij heeft ontdekt dat hij niet alleen zonde gedaan heeft. Maar dat de zonde diep binnenin hem zit.
De Heere laat dat nog steeds zien. Het is niet fijn om te ontdekken dat niet anderen, maar jij schuldig bent. Dat het niet goed is met je. Wat doet het pijn als je ook ziet dat de Heere zo goed voor je is geweest.
De Heere opende de ogen van Hagar. Hij opende de ogen van Elisa’s knecht. Hij opende de ogen van David. Hij wil ook jouw ogen openen. Daarvoor stuurt Hij Zijn geest naar de aarde. Leg je voor Hem neer. ‘Heere… open mijn ogen.’ Hij zal het doen. Net als bij David.
Door Filip Uijl