Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van verborgen afdwalingen.
— Psalm 19:13
De dichter die zo groot van God heeft gesproken, namelijk als Schepper en als Verlosser, spreekt in het eind van de Psalm zo klein van zichzelf. Hij is bang voor zijn eigen hart. Zei Jeremia dat ook al niet: ‘Arglistig is ons hart, meer dan enig ding, ja dodelijk. Wie kan het kennen?’ (Jer. 17:9). Gods woord en wet verschaffen licht over je pad, maar dat licht schijnt ook naar binnen. En dat is zo ontdekkend.
Als je op een rommelzolder ineens een lamp aandoet, zul je zien hoe groot de rommel is en hoe dik de laag stof. Dat is schrikken. Juist omdat de vreze des HEEREN rein is (vers 10) kan de dichter ook geen onreinheid bij zichzelf meer verdragen of goedpraten. En jij? De dichter geeft wel het goede voorbeeld als hij met zijn onreine hart in het gebed de Heere zoekt. Hij bidt tot Hem om reiniging van zijn hart. Daarmee is hij aan het goede adres. Onze natuurlijke neiging is immers om eerst zelf iets te proberen? We gaan ons leven verbeteren. We worden zogenaamd ernstig. We gaan meer dit doen en dat nalaten.
Misschien zijn we dan wel acceptabel voor God. Ben jij misschien zo bezig? De dichter is erachter gekomen dat dit een doodlopende weg is. Volg daarom zijn voorbeeld na, belijdt je zonden en vraag God om je hart te reinigen. En werkelijk, Hij weet van een beestenstal een paleis te maken waarin Hij wil wonen. De ware christen zal nooit boven de ootmoed uitgroeien. Integendeel, hoe meer genade hij ontvangt, hoe meer zelfkennis hij krijgt en hoe meer hij zal bidden: doorgrond me en ken mijn hart. Doe jij dat ook?
Door Ds. H. Korving