Toen zeide die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve; los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen.
— Ruth 4:6
Lezen: Ruth 4:1-6
Boaz gaat zo gauw het licht wordt naar de poort. Dat was in oude tijden de plaats waar recht gesproken werd en officiële zaken werden besproken door de oudsten van de stad, zeg maar: het stadhuis. Als Boaz daar zit, ziet hij die andere losser en roept hem erbij. Opvallend genoeg heeft deze man geen naam. Dat is in dit boek met betekenisvolle namen (Naomi betekent 'lieflijk', Ruth 'trouwe', Boaz 'in hem is kracht', Bethlehem 'broodhuis' enzovoort) heel opvallend. Boaz noemt hem zoiets als 'meneer Dinges'.
Meteen wordt duidelijk dat deze man geen rol van betekenis zal spelen. Hij zal uiteindelijk niet lossen. Hij kan het wel, maar hij wil het niet. Zijn naam doet er daarom niet toe, zo iemand verdient in de Bijbel geen naam. Meneer Dinges vindt het namelijk weliswaar prima om het stuk land te kopen van Naomi. Dat levert hem een goede investering op voor de toekomst, een extra stuk land aangezien er voor Naomi geen nageslacht meer is. Maar als Boaz erbij zegt dat dat wel betekent dat hij ook met Ruth, de Moabitische, moet trouwen om voor een erfgenaam te zorgen van wie het land later zal zijn, haakt de man af. Dat kost hem te veel.
Als een mogelijke erfgenaam met hem zal erven, zal hij uiteindelijk meer kwijt zijn dan hij erbij kreeg! Gods Koninkrijk is prima, als het me maar niet te veel kost. Zo’n man is hij. Hij is op zich niet onverschillig – hij wil Gods geboden wel doen; en ook niet puur egoïstisch – hij heeft echt wel iets voor een ander over. Maar slechts tot op zekere hoogte. Laten we, voordat we iets van hem vinden eerst in de spiegel kijken. En vervolgens kijken naar Boaz’ grote Zoon. Zijn Naam is Jezus. Hij is de volkomen Verlosser.
Door Ds. P.W.J. van der Toorn