Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht onzes Gods, om van Hem te verzoeken een rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have.
Want ik schaamde mij van den koning een heir en ruiters te begeren, om ons te helpen van den vijand, op den weg; omdat wij tot den koning hadden gesproken, zeggende: De hand onzes Gods is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten.
Alzo vastten wij; en verzochten zulks van onzen God; en Hij liet Zich van ons verbidden.
— Ezra 8:21-23
Wat is geloof? Blindelings volgen. Nee, niet een of ander sterk mens, maar de grote, almachtige God, Die precies weet wat je nodig hebt.
Ezra en zijn gezelschap gaan op weg. Zonder beveiliging. Had Ezra geen soldaten kunnen krijgen van koning Darius? O ja, maar dat wilde hij niet. Hij heeft immers gezegd dat God alles ten goede zal keren voor hen die Hem zoeken. En daarom wil hij op deze God zijn vertrouwen stellen.
Nee, dat is geen makkelijk redeneren, een soort optelsommetje, zo van: ik ben van God en dus… Ezra roept een vasten uit. De reis zal zwaar en gevaarlijk zijn. Zonder Gods bescherming kan het niet!
Vasten en bidden horen in de Bijbel bij elkaar. Vasten en rouwen ook (Daniël 9:3). Vasten is méér dan even niet eten. Het is je geheel richten op de Heere, om het van Hem alleen te verwachten. Maar let op, doe het niet om aan de mensen te laten zien hoe geestelijk je bezig bent (zie Mattheüs 6:16-18). Doe het in het verborgen, zegt Jezus. En God zal het in het openbaar vergelden, belonen. ‘En Hij liet Zich van ons verbidden.’
Door Ada Schouten-Verrips