Van waar komen krijgen en vechterijen onder u? Komen zij niet hiervan, namelijk uit uw wellusten, die in uw leden strijd voeren? Gij begeert, en hebt niet; gij benijdt en ijvert naar dingen, en kunt ze niet verkrijgen; gij vecht en voert krijg, doch gij hebt niet, omdat gij niet bidt. Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt. Overspelers en overspeleressen, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld. Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid? Ja, Hij geeft meerdere genade. Daarom zegt de Schrift: God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade. Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden. Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen! Gedraagt u als ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren, en uw blijdschap in bedroefdheid. Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen. Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van zijn broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet, en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter. Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een anderen oordeelt?
— Jakobus 4:1-12
’t Was goed begonnen op de Pinksterdag. Op één dag werden drieduizend mensen bekeerd. En de gemeente was één van hart en niemand had gebrek. Een bloeitijd voor de christelijke gemeente. Er was eendracht, blijdschap en liefde. Dagelijks deed de Heere toe tot de gemeente die zalig werden. Maar het heeft geen twintig jaar geduurd of de wereldgezindheid sloeg ook toe in de eerste christengemeente. Denk aan Ananias en Saffira. Ze wilden wel offeren, maar niet alles. Wel de eer, maar niet de hele portemonnee.
De Heere ziet het hart aan. En wat zijn de gevolgen van hun liegen en bedriegen groot: twee sterfgevallen binnen enkele uren. Zo waakt de HEERE over Zijn gemeente. Na een bloeitijd in de gemeente vallen ze terug in de oude zondige levensstijl. Op aarde zal het ideaalbeeld van de kerk nooit gerealiseerd worden, al stelt de HEERE die eis wel, ook in onze tijd.
Bij deze christenen hebben de drie doodvijanden: duivel, wereld en eigen vlees weer de overhand gekregen. In vers 2 zien we dat de christenen dezelfde wereldse begeerten najagen. Welke? Geld, goed en dingen waar je van kunt genieten, maar zonder God. Natuurlijk weet de Heere dat we voor het aardse, tijdelijke leven bepaalde dingen nodig hebben. Bid God daar om, dat leert de Heere Jezus ons in het Onze Vader duidelijk. Al moet onze geestelijke nood voorop staan.
In vers 4 doet Jakobus een krasse uitspraak: de geadresseerden noemt hij: geestelijke overspelers. Waarom? Zij zijn God namelijk ontrouw geworden. Je kan niet God en de Mammon (geldgod) dienen. Verkeerde begeerten komen voort uit een hoogmoedig hart. Vers 10 laat ons zien hoe we uit deze negatieve spiraal kunnen ontkomen: vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen. Als jij van vergeving weet, dan zal het ook te zien zijn in de omgang met onze naaste. Vanuit dienende liefde. Wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem Zijn wegen leren. Ben jij een kind van God of een vriend van de wereld? Dat is een verschil van dood of leven!
Door B.S. van Groningen