En Gideon zeide tot God: Indien Gij Israel door mijn hand zult verlossen, gelijk als Gij gesproken hebt;
— Richteren 6:36
Gideon pleit op Gods belofte: ‘... gelijk Gij tot mij gesproken hebt.’ Dat is tot eer van God. Dat je je vinger legt bij Gods belofte. Die belofte is in de Heilige Doop aan je voorhoofd verzegeld. Die belofte vraagt om vervulling. Als je niet geeft om wat God beloofd heeft, is dat schandalig. Dan maak je Hem tot een leugenaar. Dat zal God je eeuwig kwalijk nemen. ‘Wie niet gelooft, maakt Hem tot een leugenaar.’ Vreselijk!
Er is niets zo afschuwelijk als het ongeloof. Hoe durf je Gods rijke en heerlijke beloften weg te gooien, alsof het niets is. Dat kan Gideon gelukkig niet. Hij pleit erop. Dat is geloof. De Geest van God vulde Gideon. Dan weet je zeker, God is getrouw. Hij zal doen wat Hij belooft. Dat verwacht je van Hem. Misschien zeg je nu: ‘Toch vraagt Gideon een teken. Is dat geen zwakte? Is hij toch niet in twijfel.’ Nee, dat is kracht, de kracht van het geloof. In het teken wat hij vraagt, verheerlijkt hij God in Zijn macht. Daarom krijgt hij dit teken ook, tot twee keer toe. Eerst alleen dauw op het vlies alleen. Dan juist geen dauw op het vlies, en overal wel.
Dat durf je alleen te vragen als je groot van God denkt. Als je beseft, dat er geen grenzen zijn aan Zijn macht. Wij kunnen nooit te groot en te goed van God denken. En nooit te klein van onszelf. Door dit teken wordt Gideon heerlijk bemoedigd. Zo kan hij verder in het werk van God. Er wacht hem nog een grote beproeving. Zo kan het ook in ons leven zijn. Dat er grote beproevingen wachten. Maar dat hebben we nodig. Zo wordt God al groter en wij steeds kleiner. Wat zei Johannes de Doper? ‘Hij [Christus] moet wassen [groeien], ik minder worden.’
Door Ds. D.J. Budding