De God, Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is; Deze, zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempelen met handen gemaakt; En wordt ook van mensenhanden niet gediend, als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven, en den adem, en alle dingen geeft;
— Handelingen 17:24-25
Paulus gaat verder en vertelt, Wie God is. Hij zegt onder andere dat God ons niet nodig heeft. En ook dat wij Hem wel nodig hebben. Wij moeten ons niet verbeelden dat wij voor God onmisbaar zijn én we moeten ons ook niet verbeelden, dat wij zonder Hem het zelf wel kunnen redden. Nee, elke ademhaling van jou en van mij komt van God af: ‘God geeft aan allen het leven en de adem en alle dingen.’
Besef jij hoe afhankelijk je bent van Gods zorg voor jou? Als Hij je niet van ogenblik tot ogenblik in leven houdt, sterf je.
David belijdt dit in Psalm 104: ‘Alle schepselen wachten op U, dat Gij aan hen hun voedsel geeft. Doet Gij Uw hand open, dan worden zij verzadigd. Neemt Gij hun adem weg, dan sterven ze, en keren ze weder tot hun stof.’
Daniël zegt hetzelfde, met een ernstig verwijt erbij, en wel tegen koning Belsazar. Je weet wel, die koning met die hand die op de muur schrijft, waar hij zo bang voor werd. Daniël zegt dan: ‘Die God, in Wiens hand uw adem is, hebt gij niet verheerlijkt.’
En jij? Denk je er ’s morgens bij het opstaan weleens aan, dat je jezelf in je slaap niet in leven kon houden? Je hartslag, wie zorgde daarvoor? Je ademhaling, wie zorgde daarvoor? Jij niet… HIJ…
Daarom de oproep: kniel neer voor die God, Die jou van ogenblik tot ogenblik het leven geeft, de adem in je longen geeft, ja, Die jou alle dingen geeft.
Door Ds. W. Pieters