Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde?
— Job 22:5
Job is doodziek. En ook helemaal kapot van de rouw. Zijn tien kinderen zijn op één dag bedolven onder een ingestort huis. Ook op diezelfde dag is het grootste deel van zijn personeel koelbloedig vermoord. En ook op diezelfde dag is zijn prachtige veehouderij verwoest. Job is failliet, getraumatiseerd en gebroken. En zijn vrouw is radeloos. Dit is niet te overleven. En dan te weten dat Job een buitengewoon goede man was: niet gierig of hoogmoedig, maar juist vriendelijk en behulpzaam, goed voor zijn personeel, eerlijk in zaken doen, een fijne en wijze vriend. En bovendien een trouw kind van God. En dan dit.
Zijn vrienden komen afscheid nemen. Hun vriend ligt compleet getraumatiseerd en doodziek op zijn matje. Het is niet om aan te zien. Ze zijn er kapot van. Ze huilen, ze rouwen, ze zitten bij hem op de grond, ze waken dag en nacht, ze vergeten zichzelf te verzorgen, en ze kunnen een week lang geen woord zeggen.
En toch, na die week komt er wat gesprek op gang. Ieder probeert wat woorden te zoeken. Maar dat loopt helemaal uit de hand. Verbijsterend om te lezen, hoe dat gebeurt. Nota bene zit vriend Elifaz zich daar op een gegeven moment op te winden en vraagt hij geïrriteerd: ‘Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde?’ Er moet toch een 1+1=2 reden zijn, waarom God dit bij jou doet? Je kan God immers geen oneerlijkheid aanwrijven. Elifaz weet maar één reden: jij moet wel heel slechte dingen hebben gedaan en God straft je nu een-op-een daarvoor.
Maar nee, Elifaz zit heel erg fout. Zo was Job niet en zo is God niet. Zijn vraag lijkt godsdienstig nog wat, maar is echt heel lelijk en hard. Pas alsjeblieft op je woorden bij andermans lijden. Je weet Gods weg niet. Liever woorden van medeleven en troost.
Door Jaco Cabaret