19. Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben, om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus…
22. Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water
— Hebreeën 10:19,22
De jaarlijkse Grote Verzoendag van Israël bracht door zijn herhaling de afstand tot God onder de aandacht. Het benadrukt de onmogelijkheid om tot God te naderen vanwege de zonden. Het ene offer van Christus aan het kruishout is voor eens en voor altijd genoeg. Daarmee heeft Hij werkelijk al de zonden van Gods volk voor altijd weggenomen.
Nu kunnen wij het heiligdom ingaan en naderen tot God. Dat voorhangsel dat het naderen tot God belemmerde, heeft God Zelf weggenomen. Hij heeft het doorgescheurd, toen Zijn Zoon stukgescheurd werd aan het kruis. Het bloed van het zoenoffer van Christus is het toegangsbewijs om te naderen tot God. Hijzelf is de weg die openligt voor God. Hij trekt en brengt waar we zijn moeten.
Heel ons leven mag nu eredienst zijn in gemeenschap met God. Maar dan moet je wel dat toegangsbewijs gebruiken. De Hebreeën mogen niet terugvallen tot de Joodse eredienst en het bloed van Christus inruilen voor het bloed van stieren of bokken. Zoals de priesters hun lichamen moesten reinigen voor ze de tempel ingingen. Zo zegt Christus in de doop, dat Zijn bloed en Geest zo zeker reinigt van de zonde, als het uitwendige waterbad het lichaamsvuil afwast. Dat is de rijkdom van het nieuwe verbond. Dat geeft ook een grote verantwoordelijkheid. Want als je deze rijkdom niet acht, vertrap je Gods eigen Zoon. Dan roep je de wraak van het verbond over je.
We zien de dag van de wederkomst van Christus naderbij komen. Dat is de dag van het ingaan in rust van de nieuwe hemel en aarde, waarop gerechtigheid woont. Vreselijk zal het zijn om dan in Gods handen te vallen met een ongebruikt toegangsbewijs.
Ja, elk der vorsten zal zich buigen
En vallen voor Hem neer;
Al 't heidendom Zijn lof getuigen,
Dienstvaardig tot Zijn eer. (Psalm 72:6)
Door Kand. W.J. Korving